Levensverhaal

Mijn – Christine Hélène Lioni – Levensverhaal 2016

Geboren te Soerabaja – v. m.Nederlands Indie- op 1 juli 1923 om djam sebelas lebih tiga poeloe menit oftewel 23 u.30(zondag) uit mijn ouders Adriënne Caroline Lioni -Lazare (20.8.1900) en Felix Lioni ( 3.3.1890) die respectievelijk geboren zijn in Soerabaja en Batavia heb ik mijn kleuterjaren samen met mijn zusjes Ita (Marie Bertha) (Alice) Joyce en broertje( Louis Joseph) Loulou achtereenvolgens op de suikerfabrieken in Pakis – Ponèn-Djombang en tenslotte Tjepiring gewoond, waarvan ik mij ( als 4/5jarige) alles nog haarscherp herinner zoals de ligging – ons huis stond b.v. naast het kantoor (waar pappie als ass.boekhouder werkte)- opzij liep een kali met aan de overkant de sluis met een prachtige grote waringin (waar eertijds de kebon van de luchtwortels een schommel voor mij maakte)!


Ik ga nu eerst een klein verhaal vertellen over mijn ouders…. Pappie, werd geboren te Batavia op 3 maart 1890 en bracht uiteraard daar zijn jeugd en schooljaren door, die hij afrondde met de Handelsschool. Zijn eerste baan was op kantoor bij van Nie en Co in Medan (Sumatra) waar hij o.a. zijn brevetten aanvulde met: Frans, duits, engelse handelskennis en VVL (Vereniging van leraren) waar Mammie danig trots op was toen zij hem trouwde vanuit Djocja. Mammie, geboren in Soerabaja op 20 augustus 1900 maar werd vanaf haar 3e jaar (Opa Lazare hertrouwde na de dood van Oma met een zekere Mw.Hojel –die gescheiden was van haar man een Kolonel v.h. KNIL) UITBESTEED (Kemantèn baroe oftewel JONGE BRUID) en OPGEVOED door een zuster van Oma van Weerden –Tante Tien-; Tante Thilly werd door de andere zuster Tante Suustine opgenomen en Oom Guus (ik denk dat hij een tiener was werd gedropt in de Tangsi (opgevoed door de soldaten zogezegd).

Tante Tien dreef een KOSTHUIS met een flink aantal kinderen, o.a. 2 jongetjes uit de Kraton (prinsjes dus-) waardoor Mammie een aardig woordje Hofjavaans sprak-héél mooi, maar ook Frans sprak ze vloeiend. Destijds verplicht immers toen ze na de Lagere school –Fröbel onderwijs deed. Daarover vertelde ze, dat ze pas Cacao dronk toen ze onderwijzeres was, want Tante Tien voerde een Spartaans bewind, streng maar rechtvaardig maar liflafjes of luxe (cacao) was er niet bij en de lichten gingen strikt om 10 u uit, maar boeken lezen in bed (fervent) bij een kaars was een vaste gewoonte.

Beide zusters waren ongetrouwd en hadden ook geen pensioen, zodat hun aanpak re begrijpen valt.

Ze moet volop genoten hebben toen ze als jonge vrouw haar eigen kamer (?) had toen ze voor de klas stond en zelf kon uitmaken wanneer ze wilde lezen of het licht uitdoen of zoals ze mij vertelde een kop CACAO drinken….

Van onze tijd in Ponèn herinner ik mij (Loulou was nog een kleuter van een jaar of 2-zie foto, die ik na jaaaren kreeg van Tante Driet Veltens (nicht van mammie) kregen wij 2 oudsten met Sinterklaas een echte Loop- Pop.… die wij (allebei) heel goed “onderzochten “……dus kapot hadden gemaakt om te kunnen uitvinden hoe dat kwam. Uiteraard was mammie daar heel boos om en wij voor straf NOOIT meer zulk mooi (en duur) speelgoed zouden krijgen van de Sint! Dit duurde (voor mij) eigenlijk tot mijn 7e jaar –voor ik naar school ging- (Kendal) toen mijn adenoide werd verwijderd door een dokter (Rinckers) uit Semarang. Hiervoor moest ik in een stoel in een zwart kamertje van de dokte zitten –Aaaaaaaaaa zeggen –en floep – een groot stuk (wild) vlees lag in het bakje! Die dag kreeg ik van mammie en pappie een echt fornuis met allerlei potjes en pannetjes + een theeservies waar ik mee kon spelen- als ik beter was.

Van de oudste nicht /dochter van Tante Thilly Bennewitz (zus van mammie) (Titi) -in de latere jaren Suustine of Tine genoemd, hoorde ik later een verhaal dat zij (Tante Thil) bij een bezoekje aan mijn ouders op de Suikerfabriek, mijn broertje redde die in de sluis voor ons huis terecht was gekomen! Zij was een verwoed zwemster in tegenstelling tot mammie net als ik trouwens (na een dag in zwembad Blabak (bij Magelang) kreeg ik kramp in mijn. been kon nog net de rand bereiken, maar was nadien te bang om te zwemmen!

Ook was hij een keer –onvindbaar- de baboe moest hem geloof ik zoeken omdat hij niet in zijn bedje lag –rusten tussen de middag- en zij helemaal in paniek kwam aanrennen met hem in haar armen –adoe bioeng –adoe bioeng- sinjo amper djtatoh di sumur.… help, help, de jongen is bijna in de put gevallen! Alle huizen (op de onderneming) hebben nl. op het achtererf een put, waar de bedienden konden baden (omheind door een pagger van bamboe of muur zoals de onze) maar zonder DEKSEL erop! SINDSDIEN moesten alle putten afgedekt zijn op de fabriek!

Hij (Loulou) was van het begin tot het end een pechvogel -mammie moest tijdens haar zwangerschap het bed houden – op 4 jarige leeftijd heeft Dr, rinckes uit Semarang een kraal uit zijn neus moeten peuteren ad f 100.– ; heeft hij tijdens zijn Malangse broeder-internaat long ontsteking opgelopen (omdat hij door de broeder gedwongen werd om te leren zwemmen) hebben mijn ouders hem uit het internaat weggehaald om in het Lavalette ziekenhuis te laten opnemen waar anderhalve rib werd uitgezaagd- na thuiskomst (springen op bed) beide armen gebroken alsmede 1 been!!! – kreeg hij van de Jap -wegens smokkel van medicijnen – de waterproof (onder dwang volgieten met water en vervolgens op de buik dansen door de beul te verduren. Vóór de Japanse capitulatie ging hij op de politieschool (Bandoeng)- trouwde met Gine Cleintuar en kreeg 2 kinderen Jeane en George. Na de capitulatie is hij gescheiden (zij had schijnbaar met de Jap geheuld) en werd hij uitgezonden naar Nieuw Guinea waar hij opnieuw trouwde met Josephine (Fien)(Karepouwan en kreeg daar 2 dochters Adriënne (naar mammie vernoemd) en Helly (naar mij vernoemd maar bovendien van mijn beide zusjes alle namen meekreeg-Marie Bertha Alice Joyce. In de jaren 60 is hij naar Nederland gekomen) hij heeft mammie nog enige jaren mogen meemaken, want zij overleed 1 mei 1963 en ging toen na een beginperiode in het Ambonezen kamp Westerbork (tijdens de Duitse bezetting als kamp voor de Joden en nu dus voor de Indische mensen werd gebruikt) in Drenthe, waar hun dochter Yvonne werd geboren (dus de boerin werd genoemd) waarna ze later naar Tilburg verhuisden, waar hun zoontje Felix (naar Pappie vernoemd) werd geboren. Hij heeft daar een baan als chauffeur gehad van de plaatselijke krant Het Nieuwsblad van het Zuiden, maar kwam door een auto ongeluk (winter) in de WW terecht met als triest slot zijn overlijden –oud 52 jaar in 1978.

Over zijn 2 oudste kinderen Jeane en George (Gine Cleintuar) uit zijn eerste huwelijk, heb ik-schriftelijk- op zijn verzoek weer contact gekregen-eerst via één van mijn collega’s, die in de beginjaren voor het eerst de grote (dure) reis naar Indonesië maakte en in het Bandoengse naar het adres: Perum Melong Asih Cyerahg II/Blok 3-Gang Cemara no 81-Cimahi Selatan (vroeger dus Tjimahi Zuid) op zoek is gegaan én hen heeft gevonden = te weten: de Moeder van Gine (naam onbekend); Gine (de enige die een baan had bij de Overheid); Jeane met 3 kinderen (nu 7) weduwe en George met vrouw en 1 baby wonende in één kamer met 2 baleh baleh’s gescheiden door 1 sarong als eigen afdeling……. alles op kosten van Gine’s salaris! Omgerekend in Nd.geld zo’n f 70.- per maand. Eten, drinken, slapen gebeurde in de hierboven beschreven ruimte. Baden moest bij de buren gebeuren (veredelde kampongwoning), want de mandiekamer was al verdeeld over de andere (28) bewoners/sters!…. De eerste jaren hebben we- collega’s/vrinden – pakketten kleding overgestuurd (die ze daar konden tjattotten (verkopen) voor wat geld om b.v. beras (rijst) te kopen of sloffen (voor Gine om naar kantoor te gaan) totdat de pakketten te kostbaar werden qua porto en wij een soort fondsje hadden opgezet om met de \kersttijd b.v. een bedrag in geld konden laten meenemen door een Indonesië-tourist/e, dat enkele jaren goed gevang ging tot George me in de Behasa (die ik niet ken) een brandbrief zond om f 1000.- te LENEN, omdat hij anders in het gevang zou raken. Brief laten vertalen en mijn antwoord eveneens (ken geen Behasa) om hem deze lening NIET te geven, omdat hij (volwassen) ALS ZOON VAN EEN EX-POLITIEMAN zijn ogen uit zijn kop moest schamen dat de gevangenis zijn toekomst zou worden én mede daardoor de vrijwillige kerstdonatie voor zijn moeder (door wildvreemde mensen –mijn collega’s) met een klap had beëindigd!

Loulou had in het begin toen hij in Nederland was (komende uit Nieuw Guinea) voor beide kinderen visa- vrije overtocht –en verblijf van de Ned.Staat maar Gine wilde de kinderen bij zich houden om zelf voor hen te zorgen. Enfin, jammer dan, al had ze één van de kinderen –tijdelijk- naar Holland laten gaan- hier scholing en een ambt laten kiezen om dan na terugkeer in Indonesië voor extra (werk) inkomsten kunnen laten zorgen- Niet dus. Enfin, in de afgelopen jaren heeft Jeane (dochter) zich staande kunnen houden (via John Lioni) met een kleine maandelijkse ondersteuning van de Ned.Overheid, omdat ze Nd. is gebleven- met 7 kinderen, waarvan anno 2004 reeds 3 zijn getrouwd en haar Oma hebben gemaakt van 3 kleinkinderen. Moeder Cleintuar/Gine en George (zoon-drugs) zijn dan al overleden.

Om met ons jongste zusje te beginnen (Alice) Joyce – blank-blond heeft maar een kort leven gehad, in haar kind periode nimmer onze kinderziektes doorgemaakt- Apen- en Waterpokken; Kinkhoest-Mazelen dat haar na het Jappenkamp (ze was bij de Sjouwploeg ingedeeld) in Nederland (samen met ons als werkend passagier met de Boschfontein- Dekwacht) in Leeuwarden op een klein kantoor gekomen en met de Kersttijd naar een gezellig Uitje was genodigd met het hele personeel en pas ná 12 uur thuis zou komen. Echter- wij (Mammie en de 3 dochters) waren bij een Bejaard echtpaar Pijksma ingekwartierd op de bovenverdieping en de man deed iedere avond de voordeur op NACHTSLOT tot de volgende morgen 6 u………..! Voor de zekerheid had de directeur van haar zaak een briefje geschreven om haar voor die ene dag toch binnen te laten!Daar had die man niets mee te maken en de deur bleef op slot. Toen ze tóch aanbelde en dus niet open werd gedaan, riep ik haar van het balcon (het sneeuwde) toe om een agent van Politie aan te spreken (1947) en met hem de huiseigenaar te bewegen, de deur te openen. Ik kan het natuurlijk forceren- maar dat is huisvredebreuk- kunt u niet ergens anders overnachten………… Toen riep ik haar toe, Ga maar naar Wierda (mijn collega bij Gebr.Schuitema – die ze niet kènt of ooit had ontmoet, die hier achter woont op nummer 60 of zo….… Dat heeft ze gedaan –onder begeleiding van de politieman natuurlijk – en zij heeft ONDERDAK gekregen….. Kennelijk kende hij de Friese mentaliteit en vond hij het heel gewoon om zo maar een meisje (19) midden in de nacht onderdak te geven. Hij heeft voor ons een stoel in de Hemel verdiend. Door het gedar in de sneeuw heeft ze een verkoudheid opgelopen –die echter wekenlang aanhield, tot ze op een gegeven ochtend me vroeg mee te gaan naar de huisarts (Emmakade – om de hoek) omdat ze –met open ogen- NIETS meer kon zien. Gauw aangekleed (omdat we allen naar ons werk moesten gaan-zonder de baas te in-formeren – geen telefoon) en onderweg haar door laten lopen, omdat ik zgn. mijn veters nog niet had vastgestrikt-door de haast.… toen ik zag dat ze inderdaad niets zag en met haar handen vooruit de boel aftastte. Gauw gaf ik haar een arm en kwamen we bij de dokter aan, waar de wachtkamer vol zat (iedereen kwam binnen en moest op zijn beurt wachten) toen ik vroeg wie de eerste was en of mijn zusje vóór mocht gaan…. een man (boer) weigerde pertinent omdat hij al zo lang wachtte, waarop Joyce overgaf. De assistente kwam naar buiten en vroeg wat er aan de hand was en na mijn uitleg ons meenam naar binnen!

De arts deed diverse testst – o.a. zag ik dat hij met een lampje voor haar ogen langs ging en absoluut geen reactie kreeg en haar een plas liet doen waarna hijj mij zich riep met de boodschap: Uw zusje is heel erg ziek en ik laat haar nu per ambulance naar het Diaconessen brengen….! Op de eerste bezoekdag vroeg de zuster –wie toch die Pietje was die ze aldoor aanriep –wij kenden geen Piet of Pietje en ik liet haar deze naam herhalen toen wij het Maleise woord voor masseren = PIDJET herkenden – O, neen – dat mag beslist niet…… door de pijn wilde ze dus gemasseerd worden, arme ziel. Enfin, de diagnose was: acute NIERVERGIFTIGING – waar wij uiteraard heel erg van schrokken. Ze heeft er 3 maanden en 3 weken gelegen onder uitstekende verzorging – aan het end voelde ze zich zowat een meubelstuk – ze was een zonnetje voor andere patiënten –heeft zelfs nog even gehandwerkt, maar toen ze op een dag dubbel zag (volgens de specialist het teken dat mijn moeder en wij op het einde voorbereid dienden te zijn) is zij op 16 mei 1947 ingeslapen en ligt ze in Leeuwarden begraven- (graf inmiddels geruimd). Mammie heeft een vreselijke tijd gehad om dit verlies te verwerken –gezien haar achtergrond (ze kon anderen de toekomst voorspellen die haar daardoor op handen droegen) bleef ze heel lang met Joyce “praten” kon haar (geest) niet loslaten totdat ze door een zeer bekende ziener in Amsterdam – Ten Haaften- die ze ontmoette gewezen werd op de tocht die Joyce verder tot haar bestemming diende te kunnen vervolgen

Enkele jaren voordat ik (oudste van het stel) naar school ging (Tjepiring) naderhand heb ik berekend dat (7.jr=1930) de Beurskrach was 1929 toen P. al jongere medewerker werd ontslagen op de fabriek, moet de Bodrie (rivier) in 1927/1928 op 2 plaatsen doorgebroken, waardoor we bandjir (overstroming) kregen.Ita, die in de achter-zijtuin speelde riep enthousiast: De water komt eraan, de water komt eraan……… Ons huis –stond immers naast het kantoor- het diepst gelegen. Mammie schrok zich wezenloos en liet pappie uit kantoor roepen om samen met alle bedienden-(kokkie-kebon-baboe dalam en een katjong-hulp) alle boeken (bibliotheek) boven op de kasten te stouwen om ze voor het water te redden, maar het was vergeefse moeite. Het water steeg zo, dat wij in de fabriek onden zien dat alleen het dak nog zichtbaar was! Gelukkig was het geen Maaltijd en hebben wij (kinderen) 3 dagen –ieder in een suikerschep geslapen-de ouders kregen een plaatsje in de kliniek waar wij later ook een week hebben gelogeerd. De administrateur Hr.Koedijk liet een vlot van pisangstammen maken om de boel te inspecteren (we zagen de 3 grote jongens-Ward O’Herne; Rudy Milar en Tonny Verhoef de (dikke) man voortroeien……… en Pappie heeft z’n beide oudsten op de eerste dag naar de brug meegenomen om het woeste water te zien-vond hij noodzakelijk voor onze opvoeding (zonder dat Mammie het wist! dat hem uiteraard goed werd verteld) zagen daarbij ook enkele mannen/jongens het water trotseren om langsdrijvende bomen te enteren (volgens Pappie waren enkelen verdronken-maar ja, dat was het risico) teruglopende langs de kampong (die onder brug was natuurlijk het eerst verdwenen onder het water) kwamen aan de zijkant van het fabrieks emplacement uit en zagen we alle inlanders, die een veilig plekje onder de loodsen hadden opgezocht-deze lag wat hoger net als de fabriek zelf- Dit alles herinner ik me haarscherp –en kon ik Ruud Milar die in Asd. Op mijn 70e verjaarspartij kwam nog eens vertellen.

Bij het talud v.d. fabriek even voor de 3 huizen van de chemikers (o.a. Meneer van Aalst) stonden een paar koeien tot hun hals in het water – ze zijn later natuurlijk op de taluds geholpen, denk ik.

Om nu mijn verhaal van mijn jeugd in Indië te vervolgen – Pappie werd als “jongste employe – tijdens de Beurskrach (1929) – ontslagen uit Tjepiring en begon voor hem de eindeloze tocht van plaats naar plaats – Semarang (ca 3 jr) –Salatiga (1 jr)- Djocja-(2) op zoek naar werk die ons op de diverse lagere scholen deed belanden, totdat hij en mammie besloten om beide oudste meisjes (Ita en ik) op kostschool bij de Zusters Franciscanessen onder te brengen- Loulou werd bij de Fraters in Malang in de kost gedaan (daar liep hij een accute longontsteking op door de verplichte zwémles (broeders) zodanig, dat hij in het ziekenhuis belandde (op het vermoeden van “verkoudheid”….) maar door mammie werd herkend als een absolute misser en de jongen in een deken gewikkeld naar het grote hospitaal bracht, waar de doktoren een spoedoperatie moesten uitvoeren en hij anderhalve rib verloor en ongeveer 3 maanden moest revalideren! Als jongeling ging hij daarna naar de Politieschool (Bandoeng) trouwde met Gine Cleintuar en kreeg 2 kinderen (Jeane en George) toen de Jap inviel.

Mijn (samen met Ita) jaren (4e t/m 7e klas) in Magelang b/d Zusters is een aaneenschakeling van alle denkbare roomse riten geweest, waarbij ik bij mijzelf zwoer- dat als ik groot was en kinderen had.… ik ze nimmer zou dwingen in die richting. Het schema –klassikaal – in iedere vorm, begon zodra je (met de bel) gewekt (6u) werd-1x Wees Gegroet- naar het midden van de slaapzaal (bed (ong.40 meisjes) kastje met 2 laden voor het ondergoed + 1klerenhanger (jurk) gescheiden met witte gordijnen tot chambre’s) gaan waar een lange tafel- met voor ieder een lampetkan- beker (tandenborstel) en een karaf water klaar staat (koud.… want Magelang is een bergstadje). De dagelijkse vuile kleren gingen in een waszak –inleveren bij Zr. Jacoba- die 1x per week de schone was uitdeelde. Dit waren natuurlijk de hemden, broeken –met touwtjes-voor/achter te sluiten –schoenen/sokken en de daagse en zondagse jurken.

Daarna 2 aan 2 de brede trappen af (wij sliepen op de eerste etage-achter terwijl de grote meisjes (Kweekschool) de voorzaal bezetten. De zusters hadden hun eigen zalen (geen idee hoe groot die bezetting was) gelegen aan de andere kant van de schitterend onderhouden tuin –uiteraard met Mariabeeld in grot- dat grensde aan onze eetzaal en in het carré (onder de slaapzalen) waren alle klassen van de lagere school (gemengd). Dat heb ik geweten, één van de jongens Dick… die achter me zat (7e klas) had mijn vlechten om de bankleuning samengebonden (!) Ik kreeg een beurt om voor de klas te komen (Zr. Suitberta) maar ik gaf een gil van de pijn. Hij is 1 dag van school verwijderd voor straf!

De schoolklassen eindigden met de overdekte speelplaats (voor de kostmeisjes) met als slot de w.c.’s. De buitenkinderen gingen naar huis.

De eerste gang was dan naar de kapel –1 uur- daarna met 2 zusters –in gelid een half uur de stad inwandelen- we kwamen nooit zover dat we evt. jongens van Pa van der Steur tegenkwamen…… en dan ontbijten!- voor en na bidden- We kregen heerlijk wit brood –meestal met kaas-hagelslag en rookvlees (ik ruilde altijd met een van de meisjes, die geen rookvlees lustte- ik wel-dus dubbel lekker) en dan was het tijd dat de school begon-7 uur en duurde tot denkelijk 1 uur. Bij elk lesuur –als de juffrouw of zuster binnenkwam stond iedereen op – groetten-en kon de les beginnen. Na school –dagkinderen gingen naar huis hadden wij een korte pauze,(achter) speelplaats en volgde een broodlunch- weer in de eetzaal- (voor en na het eten uiteraard bidden). Na de lunch werd de Maria congregatie gehouden (in de kapel) een paar uurtjes vrije tijd voor je huiswerk en spelen tot het tijd was voor het avondeten met een korte vrije tijd voordat we naar bed moesten- (ik denk om 7 u of 8 u dat weet ik niet meer) met vooraf, op de knieën (speelplaats) het uitgebreide avondgebed – 1x keer raffelden we het zo af… waren zeker erg moe, toen de zuster zei en nu gaan we bidden- dus moesten we het helemaal overdoen. Dat was uiteraard de beste aanpak, want we hebben het daarna nooit meer gedaan!Ik startte de 4e klas (gedoubleerd, net als de 1e klas –Tjepiring/Kendal) en dat was het jaar dat de spelling veranderde (1934) en de dubbele a-e-o-u verviel alsmede de -sch -uitgezonderd van de uitgang Isch. In de 4e kregen we Frans, de 5e Duits (jak al die naamvallen) en in de 6e Engels (basis) met in de eindklasse 7 alle drie vakken- uiteraard na zangles (we zaten ook op het koor en moesten iedere zondag (Pastoor Sondaal) tijdens de Hoogmis (Gregoriaans) zingen in de buitenkerk op de Aloon aloon. Deze pastoor heeft ook het H.Vormsel gegeven – zie akte.

Na Tjepiring hebben we enkele jaren in Semarang gewoond, eerst een paar maanden op de Gombèl, gelukkig niet zo lang, want het was een hele klim –ligt nl. op weg naar Tjandi… en toen Doewet – waar we Zus Jongeling (overbuur) leerde kennen, ze had 2 broers Herman en Kees. Ik herinner me haar vader niet, alleen haar moeder, maar die was vaak ziek, kassian. Ita is eigenlijk meer met haar bevriend, want die 2 meisjes zaten vaak samen in de boom op haar voorerf, waar ze een huisje hadden gebouwd! Wat later verhuisden we naar Karang Tengah, waar we de Jaski de Boers

als overbuurtjes hadden- Jeantje (had balletles- erg gracieus) is één van de- war rape victims-dat haar in een een gesticht deden belanden (!) en Lotti en om de hoek van de Openbare Lagere school (Bodjong) zat Maggie Spoel /mijn vriendinnetje.

Als evenement herinner ik me de versierde stad tijdens de verloving van Prinses Juliana en Prins Bernhard –heb er zelfs nog enkele foto’s van! En natuurlijk onze nicht Rosa Lazare (zeker 10 jaar ouder) trouwde met Rijn Persijn en Ita en ik, samen met Wieneke Jacobs en ons nichtje Dien (jonger zusje van Roos) waren haar bruidsmeisjes en onze rose organza jurkjes (met strookjes) werden allemaal door Roos zelf gemaakt (Coupeuse!). Vroeger hadden we daar natuurlijk foto’s van, maar die zijn helaas allemaal door de Jap geconfisceerd! (dit stuk komt in 1942 aan de beurt).

Weer later – verhuisden we naar Gang O’Herne (zijstraatje van Bodjong) met op de hoek Savelkoul/heren modezaak. Mammie had 3 toekang mendjahits (modiste met 3 naaiers) en kon zodoende Pappies inkomsten aanvullen. Hij kreeg steeds –tijdelijke –baantjes, dus dat was armoe troef met 4 kinderen. Chapeau- desondanks hebben wij kinderen het nimmer gemerkt. Geweldig, als je dat met onze hedendaagse living vergelijkt. Op een gegeven moment trokken we weg uit Semarang en verhuisden we eerst voor ongeveer een jaar naar SALATIGA- een bergstadje waar wij in een bepaalde straat tegenover de familie Leyder Haverstroom woonden die 2 kinderen hadden Sylvie en Rob (?) maar naast ons een voor ons vreemde familie, waarvan 1 zoon –gek- was en de heeele dag aan het schreeuwen was… we hoorden dat hij –in huis in een kamer opgesloten zat. Kassian van Salatiga herinner ik me onze bezoekjes aan het Oei Tjong Ham kasteel (met 2 torentjes) als mammie ons meebracht naar haar vrinden, het echtpaar Schrewelius- die als oppas fungeerden en wij vooral in het torentje met de –LACHSPIEGELS- te vinden waren….… Dat was feest begrijpelijk. Ook de wekelijkse taptoe………………………………… Salatiga is nl. een garnizoensstad- was geweldig, daar mochten we vrijdagavonds achteraan meelopen met de taptoe voor we naar bed moesten. Hier heb ik mijn eerste deja-vu gehad, want toen we vanuit Semarang in de avond aankwamen en geen plaats in het hotel konden krijgen, belandden we in het paviljoen ernaast maar toen ik naar de w.c. ging…… zoals altijd in de Indische huizen –het laatste kamertje- trok ik aan het touw en kreeg in een flits: Dit had ik al eerder gedaan op dezelfde plaats…… Hiermee ging ik naar mammie om uitleg, maar ze antwoordde-daar ben je nog te klein voor –Later zal ik het je wel uitleggen, wat ze ook deed., waarin ze stelde: Wie weet heb je vroeger in een ander leven inderdaad hier gewoond, kan best!

Na Salatiga zijn we naar Djocja verhuisd, waar we wel –op de fiets- naar school gingen, maar daar kan ik me helemaal niets meer van herinneren, behalve dat Tante Thil (10 jr. oudere zus van mammie) met Oom Jan Bennewitz Hotel Centrum runde, waar we vaak waren en de blinde zuster Tante An in huis hadden, die zo alert was als we zachtjes haar kamer binnen wilden komen, meteen met een scheef hoofd naar ons gekeerd vroeg-wie is daar, ben jij het Helly????

Na de Kostschoolperiode zijn we naar Soerabaja – de hoofdstad van Oost Java verhuisd-tevens haven en Marinestad eerst voor een paar maanden naar de armenwijk

(kleine huisjes-zonder huishuur) Tambaksari- waarvan ik me herinner dat ik een vreselijke tjèngèng (huilebalk) was- ik vond de omgeving kennelijk enorm deprimerend- het was eigenlijk een gestroomlijnde kampong, weliswaar met stenen huisjes, maar popperig klein en de paadjes tussen de huisjes niet meer dan tegelbrede slootafsluitingen, waar mammie 1 Duits echtpaar (Haverschmitt) had opgeduikeld, die ons regelmatig tracteerde op noedels… GELUKKIG verhuisden we hierna naar de Ringweg min of meer op weg naar het kazerne terrein (waar Zus ons opnieuw ontmoette, want ook zij waren naar Soerabaja verhuisd. Zij woonde op Simpang –i/d stad dus een aardig stukje weg). Omdat we beiden de lagere school hadden doorlopen ging Ita op voor haar 4jarige meisjes H.B.S. bij de zusters Ursulinen (ze moest lange kousen aan (!) in dit warme klimaat en hun gymnastiek uniform was witte blouse met groene plooirok (geen broek –dat was niet gepast!) want ze was de knapste van ons – haar ideaal was de Kweekschool te halen voor het onderwijsvak waar helaas de oorlog voor afkapping zorgde. Op die HBS had ze ik meen in het 3e jaar meegedaan aan de sportwedstrijden tussen de verschillende hogescholen van Sb o.a. de 2e prijs behaald met het onderdeel Hink-stap-sprong. Precies tijdens haar eindexamen overleed pappie (6.6.1940), waardoor ze geen bul zou krijgen, maar door dispensatie het examen over mocht doen, en toen slaagde.

Ik zie hem nog voor me, toen hij de krant las en Nederland door de Duitser werd bezet-10 mei 1940- tranen rolden over zijn wangen (hij was nooit in Holland geweest) kassian-Holland is in oorlog……

Pappie was wel streng tegen zijn kinderen/ maar fair –maar mocht graag de clown uithangen waardoor hij mammie vaak de gordijnen injoeg.

Er was een keer een of andere deftig feest waarvoor pappie al in zijn witte smoking was gestoken (stond hem heel kèk) en op ons (houten) bruggetje voor het huis (Ringweg) de zgn. Lègong danste toen mammie in pontificaal (lange feestjurk/hoge hakjes) aankwam en riep –Jong, doe niet zo gèk, de meiden zien je, dat is toch geen cachèt! waarop hij weer netjes een diepe buiging voor haar maakte met de woorden:

mijn schone Prinses, zullen wij naar het feest gaan?

Uit verhalen van Tante Thilly (10 jr oudere zuster van mammie) die het goed met haar zwager kon vinden, hoorden we b.v. over een hooglopende ruzie tussen hun – ging vaak over andere mannen, die flirten – dus zijn jaloezie duiveltje speelde dan op- terwijl er van haar kant absoluut geen enkele notie /opzet of aanleiding voor zag en als ze dan op de top van haar boosheid was gekomen – éénmaal trok ze aan één punt het tafellaken

al het servies aan gruzelementen- hij dan inbond haar een arm aanbood met de woorden: kom kind, we gaan nieuw servies kopen………….… en over was de boze bui.

Begrijpelijkerwijs, brak voor mammie- zonder pensioen- met haar 3 dochters, waarvan Joyce nog op school zat een penibele tijd aan en zette ze een commencalen (gasten) huis op aan de Ketabang Boulevard met 4 Marinejongens – Ko Pol, piet Keimpema, jan Daals en Koos…. ben z’n achternaam vergeten! Dat was een leuke tijd, en ik denk voor mammie ook- hoe ze aan het geld kwam om de huur te betalen enz

weet ik niet- maar het liep als een trein, totdat in maart ’42 Indië de Jap de oorlog verklaarde/ de Marine en het KNIL geconsigneerd en de chaos en angst begon. We hebben even in de Idenburgstraat (zijstraat Darmo) gewoond (klein paviljoenhuis)

nadat we nog even hadden ingewoond op de 1e verdieping b/d fam. Smit.

Terugkomend bij mij, vonden mijn ouders de Huishoudschool mijn afronding het best (deze was best leuk), vooral de lessen Warenkennis en natuurlijk Koken-mammie liet ons dikwijls bij de kokkie “helpen “zodat we de kleine kneepjes gauw door zouden krijgen (zowel Indisch –met arang/wadjan als Hollands op gas-naast de Wasbehandeling én niet te vergeten het Strijken) verder hadden we natuurlijk Algemene kennis/Taal/Rekenen- en niet te vergeten Handwerken, waar de Chinese meisjes in uitblonken (alleen met gym omdat ze op een of andere manier nooit in de maat kwamen vielen ze uit de toon). Vooral het Richelieu borduren ging hun zo gemakkelijk af en waren ze echt subliem. Super moeilijk en fijn werk.

Straks ga ik weer verder met deze episode (Huishoudschool) want mijn (onze – Ita zat er ook bij) KOSTSCHOOLTIJD heb ik maar even genoemd, terwijl er zoveel over te vertellen is…….. Hoewel de zusters –bijna- allemaal lief voor ons waren hadden wij een hekel aan de “bad “zuster, omdat die ons dagelijks ’s middags – met een sarong om….

met open deur begeleidde (in mijn hele leven had ik nog nooit een sarong aangehad)

terwijl wij uit protest iedere keer (belletje…. inzepen – sirammen – sarong uit- afdrogen – aankleden en naar buiten – 2 aan 2 lopen) de deur iets meer dicht deden, waarna ze uiteraard heel boos werd… Zodra onze ouders ons weer kwamen opzoeken (1e Zon-

dag van de maand) hele dag in het zwembad Blabak konden spelen vertelden wij dit om dit via de Moeder Overste te laten veranderen. Wij vonden dat gèk, dat wij- naar hun visie –ons eigen lichaam niet mochten zien!..… Zo ga je juist afvragen, wat is er te zien en zo ja wat kon je dan doen…..? Met een aantal andere ouders hebben ze het aangekaart en vanaf die tijd, konden we gewoon met gesloten deuren (wél met het bel commando) ons baden- sarong v.v.t. dus. Wij meisjes werden uiteraard in alle geledingen van het geloof ingewijd, zoals zingen op het koor (i.d.grote kerk buiten) Maria congregatie – (acte-mijn voornaam verkeerd gespeld – getekend door Pastoor Sondaal heb ik nog!)

Uit deze tijd heb ik na jaren – via één foto (Blabak) – een vriendinnnetje Miep Heijm teruggevonden ergens in Arnhem. Jammer genoeg kwam ze nimmer de deur meer uit, wegens gezondskwalen, dus heb ik haar niet meer teruggezien- ze was wél blij met dit foto’tje, dat wel.

Terugkomend op mijn h.h. schooltijd – heb ik niet afgemaakt en bleef tot en met de 2e klas – heb ik nog leuke herinneringen aan. Ik was nog zo groen, dat ik niet wist, dat Maggy Davids, het meisje dat naast mij in de bank zat op een gegeven moment niet meer op kwam dagen en van de anderen hoorde, dat ze niet ziek – maar zwanger-

was………! Had ik niks van gezien…… stom. Enfin, geen man overboord toch?

Doordat pappie overleden was (na 1929 –Beurskrach- een nomadisch leven moest leiden i.v.m. de tijdelijke “baantjes “ in Soerabaja zelfs bij een arabier, die in huiden (geiten) handelde (kan me nog voor de geest halen hoe ’t er stonk als ik pappie’s rantang lunch bracht!) en dus nooit een “pensioen “kon opbouwen) heeft mammie zoals eerder verteld een commensalenhuis (= betalende gasten:Jan Daals, piet Keimpema, ko Pol en Koos…? Marine vliegkamp) opgezet en ik ging (2e klas HHschool) voor het eerst WERKEN. Deze tijd verliep voor ons (puber) meisjes bijzonder leuk, want de jongens (ik moet zeggen mannen) plaatsten vaak complimentjes, zonder echter de grens van het fatsoen te overschrijden- in mijn geval, gebeurde dit vnl. door Ko Pol, die me steevast RED noemde i.p.v. ramboet djagoeng (rode haren v.d. maisplant).

Mijn eerste baan (toen Pappie was overleden en ik net in de 2e klas H.H. school zat was bij HELLENDOORN een luxe brood- en banketbakkerij annex patisserie en confiserie (gebak – taartjes- suikerwerken (bonbons) mmmmmm vooral de rumbonen waren super) van de Heer ten Wolde, op Toendjoengan –de Hoofdstraat van Soerabaja.

Meneer ten Wolde had ook nog een cacaofabriek, waarbij Mia Bos (een van onze meisjes uit de toko) werd vereeuwigd op de wikkel v.d. cacaobus.

Juffrouw Jans Newland leidde als hoofd ons meisjes –te weten: Nonnie (Marian) Valk, Claartje Gans, mia en ik en nog een (Joods) meisje, naam schiet me niet te binnen, maar die later met één van de jongens Foorman (3 koppig muziekstel) Isjoe F. trouwde. Deze Witrussen speelden 2x daags op het (overdekte) terras naast de toko, zodat we door de glazen deur volop konden meegenieten. O ja, als intermezzo speelde Piet Leechburch het Hammond orgel en vond ik zijn Oriënt Express geweldig.

Voornaam schiet me te binnen: Helen… We kregen een grondige opleiding – toko moest altijd tip top zijn – glazen kasten altijd kraakhelder zemen – immer “bezig” zijn en als we moe waren – ACHTER de dofglazen wand gaan zitten en ALLES PROEVEN…… zowel van het gebak als de vleeswaren….(alleen rolmops en haring- zure zult en hoofdkaas heb ik nooit geproefd-brr). Ergens een sublieme afweer voor het stiekem snoepen –

op de GARNALENBROODJES na. Daar kon ik echt niet vanaf blijven, als ik een bakblik vol uit de bakkerij moest halen………….… v e r r u k k e l i j k… in één woord.

De werktijden, achteraf gezien, waren vrij straf, maar ja –je was jong nietwaar? We begonnen om een of 9 – in de middag hadden 2 uur de tijd om thuis te eten en ik meen van 4u ’s middags tot ’s avonds 7 alleen zondags begonnen we uur later en stopten we om 6 u, dus eigenlijk 2 u minder voor een loon van EEN GULDEN per dag.

Baaie trots was ik als ik die gulden aan Mammie kon geven.

Sinterklaas en Kersttijd waren de drukste- dan moesten we al het lekkers – marsepein, speculaas, kerstkransen enz. stuk voor stuk inpakken voor het verzenden over de hele archipel (boot). Er viel soms wat stuk en dat mochten we gerust meenemen, naast uiteraard de pakketten die het voltallige personeel kreeg. Dat waren dus niet alleen de Hoofdbakkers – Montfoort en Hüttenberger (ware Kunstenaars die practisch ieder jaar met de hoofdprijs weggingen van de –Etalagewedstrijd -) de 12 bakkerijhulpen/ het personeel (djongos) va het restaurant – de bezetting van de Cercle (een dansgelegenheid (bereikbaar met een brede met rode loper bekleedde trap BOVEN) voor de gegoeden (Marine – Luchtmacht –notabelen van de stad) en de Musici.(dit was de band –wit Russen – Foortman).

Deze bakvissentijd vond ik subliem- (Hellendoorn) hadden we bij toerbeurt een zondag vrij, dus de werd meestal benut voor de vriendjes-uitjes-bios en zo en hadden we een paar KPM vrindjes (Jo van Schaick/Nijmegen- Werktuigkundige- hij voer op de Tegelberg-was de mijne) kwam geregeld langs als hij korte reizen had met een langere periode als hij naar Zd.Afrika moest-(lange jongen met zoenlippen) Ita had meen ik Kees Versluys en Zus was bevriend met ene Bill Mosterd. We hebben heel wat terrasjes gedaan en natuurlijk diverse danslokalen (Tabarin-Roxy) opgezocht.

Ook hadden we een speciaal –HERKENNINGSFLUITJE van hen geleerd om elkaar buiten op straat–b.v. in de drukte- makkelijk terug te vinden. maar daar kwam in maart ’42 abrupt een einde aan door de oorlog.

Op[ 8 maart 1942 kwam de Jap binnen- we woonden toen in een zijstraat naast de Goebeng-marinekazerne dicht bij de H.B.S-de Slametstraat. waar we vaak gescholen hadden tijdens luchtalarm – 1x werden 3 bommen op Embong Malang gegooid, waarbij de Juwelier Kahn ook getroffen werd (Toendjoengan) en Suze Wessels bekneld raakte, waardoor ze later mank het leven door moest gaan. Ik liep toen net in de bakkerij en werd door de luchtdruk onder een tafel geblazen. Die dag het moet in de middag geweest zijn (8/3) hadden wij-bewoners/sters van dit ene huis –ik geloof dat het 3 families waren, waarvan 1 KNIL fouragier die een lading blikjes voedsel mee had gebracht- hadden ons met allerhande meubelen gebarricadeerd en zagen (tussen de kieren/jalouziën van het raam) enkele (5 of 6) aapachtige mannetjes, met petjes met flappen en vreemde zwarte schoenen met een aparte grote teen- rond de waterkraan dansen, waarvan ze de kraan hadden afgerukt zodat er een fontein uitspoot.

3 Dagen hebben we het daar uitgehouden- de jap was natuurlijk in de HBS gelegerd, zijn we –met maanlicht- stiekem schuin naar de overkant gevlucht, waar mammies vriendinnen zaten en samen met hen- o.a. fam.Stork zijn we met onze koffers + 1 hutkoffer – zijnde onze bezittingen op een handkar naar de Sumatrastraat gelopen.

Tijdens die tocht- over de Goebeng Brug werden we door een Jap aangehouden –GORAAAH……….- omdat we hem niet gegroet hadden- Waar we heen gingen – verhuizen/pindah ke Djalan Sumatra- en mochten vertrekken nadat hij een keuze had gedaan tussen onze koffers en dat was juist de hutkoffer waar al onze papieren en aktes van pappie en mammie en belandrijke boeken in zaten. Zodoende waren we in één klap onze hele papieren identiteit kwijt.

Toen de japanse bezetting een feit was, -na 3 dagen had het KNIL gecapituleerd-de Marine was eerder naar Australië uitgeweken – alle mannen (zowel militair als particulier) in kampen opgesloten en enkele Ned. vrouwen in de WIJK (Reiniersz boulevard) terechtkwamen moesten de overige (zoals wij) zich via een Pendaftaran bij het Japanse Gemeentebestuur registreren, dat niet allen –Japans-geld kostte, maar ook door “getuigen”(2) dienden te worden ondertekend… mammie koos 2 Chinese vriendinnen en moest ook in de –nieuwe- Maleise taal gebezigd worden… Nederlands was compleet in de ban gedaan, net als het geld en de bezittingen – fabrieken / plantages etc.

Op een gegeven moment -dit kan ik me niet precies meer herinneren, werden Ita en ik door iemand van Hellendoorn van huis (Sumatrastraat) gehaald op in de “veranderde” toko te gaan werken, waar het brood en gebak waren veranderd in Japanse gerechten, o.a. Ojako donburi= nasi goreng; sashimi= visgerecht, waarbij de vis alleen door gloeiend heet water werd gehaald (dus niet gekookt of gebakken o.i.d.) met een aantal sausjes etc, terwijl ik het beheer kreeg over de sigaretten en bierkaartjes in een apart hok dat tegen de trap (naar de Cercle) was getimmerd met 2 luikjes voor ieder artikel met een dak erover.

Op een keer dat ik in de toko moest staan, kwam een hoge officier langs en sprak ons in het Hollands aan, of we hem niet herkenden…..? waarop we in het Maleis antwoordden –neen- helemaal niet, waarop hij lachend z, n commentaar gaf dat hij bij Tjioda op de horoge afdeling had gestaan…… (spion dus)!

Nèt als ik eens een nare belevenis in mijn hok heb ondervonden (die gelukkig goed afliep voor mij/ AANREIKING VAN BOVEN) toen de bierkaartjes uitverkocht waren en ik met een -Urikiri masjta- mijn luikje sloot en op de kruk ernaast ging zitten.

De zeer boze (dronken) klant stommelde de trap op en probeerde zijn sabel door het dakje te spiezen …………. zggggggg om verhaal te halen denk ik. Geschrokken riep ik de djongossen door mijn gesloten hokje– Panggil toean besar, panggil toean Jamaha, lekas, lekas…. Godzijdank kwam een Kempetai jeep (2 agenten) binnen enkele minuten voorgereden, werd de man (die zichzelf tot bloedens toe zijn eigen kop had bewerkt) ingerekend, na en plain public afgeranseld te zijn weggereden. Zogezegd weer een “Aanreiking van Boven”

Hier volgt de Ned. vertaling van voorgaande Pendaftaran oftewel identiteitsbewijs tijdens de Japanse overheersing van Nederlands Indië d.d. 15.5.1943 (japanse jaartelling 2603)

Nomor –Nummer = 6809 Bangsa- Nationaliteit- Blanda Indo Eropa Ned. Ind. /Europa
Nama dan Oemoer = Naam en leeftijd= Mej (nona) Chr.H.Lioni – 20 (tahun) jaar
Alamat Sekarang = tegenwoordig adres= Idenburgstr.74/Goebeng Boulevard Soerabja
Pekerdjaan = Werkzaam bij Roemah makan (restaurant) Gunshuho Shokudo (v.m. Hellendoorn) Pengasilan= Financiën- ta tjoekoep = Niet voldoende
Di beritempo sampai= Geldig tot: 10/12-’03
Orang Saksi= Getuigen: 15.154 Nona Yap Giok Liem Nio/Gattottan 63 25598 Que Soen Siok, Evertasenstr.19
Doorgehaalde namen van A.C.Lioni-Lazare (Mammie) en Mw. A.C. Groenewald- v.d. Wijst- Sokkaweg 7- Wat hier de reden van was is mij onbekend.

Deze Pendaftaran hield ons tot november 1943 buiten het kamp, maar na een incident met Ita, die een bakker niet “groette”toen ze binnendoor (Hellendoorn) naar de W.C. op de eerste 1e liep door hem werd ge-sommeerd door een paar klappen en onze klacht bij de baas (Mr. Yamaha) verviel deze en moesten wij uiteindelijk toch de Wijk in een met gedèk- (hek v. gevlochten bamboe-) afgeschoten straat (Reiniers Boulevard) waar we ca één maand verbleven ingekwartierd met zo’n 20 personen in één huis….. waarna we op transport werden gesteld naar Ambarawa IV – een klooster annex school complex.

Hierna zal ik onze aankomst via Joke’s dagboekrelaas (Bromet) opduiken en door Hans laten inpassen

Het Rapport voor rehabilitatie oorlogslachtoffers Nederlands-Indie zie bijlage 1

Rapport, wet uitkeringen burger-oorlogslachtoffers 40-45 uit 1991.pdf

Als afsluiting van mijn Indië tijd zal ik het voorgaande als leidraad beschouwen, reis naar Ambarawa Kamp IV na vertrek uit DE WIJK/ Reiniersz\boulevard, van Joke Bromet.

Bijlage 2 is het Kampreglement van Ambarawa IV. gevolgd door bijlage 3 bestaande uit 29 bladzijden waar Joke Bromet als onze administrateuse onze namen en zalen opschreef, die ik van haar ter copiering kreeg n.a.v. mijn éénmalige Ambarawa/ S.F. Tjepiring reünie in begin 1979.

Zoals ze al schreef herinner ik me vagelijk het ïnpakken”van onze barang van slechts 1 koffer per persoon, dus de kast was het 2e –artikel- dat wij door de oorlog verloren (kist met acten en fotoboeken e.a. op weg naar de Sumatrastraat was no 1) transport met open vrachtauto eveneens naar staton NIS (Ned. Ind. Spoorwegen) en de “reis “in de avond gedurende 3 nachten en 2 dagen naar Ambarawa, maar gek genoeg niet “wat”en hoe we “aten “……….. In de voormalige broederschool kregen we een plaatsje van 80 cm. p.p. (voor onze oprolbare) matje, dat tevens als “huiskamer”dienst deed. Het eten werd in de gaarkeuken op hout gekookt- ik vertelde eerder over het rantsoen van 50 gr. Rijst,50 gr. mais (p.p) met een “soepje”/sajor opgebouwd uit 100 l. water –een bosje (1 pond) soepgroente en wat ingewanden van 1 koe voor de bevolking (in aanvang 2096 vrouwen en kinderen) dat beslist geen vetpot betekende- o ja, aangevuld (i/d eerste 3 of 4 mnd 1 kopje melk voor de babies) een (mais/stijfsel) BROODJE per week, die vele van ons direct in fijne reepjes werd gesneden (anders werd te hard) en op de stenen oven werden gedroogd en dus als beschuit dienst deed. ’s Morgens kregen we een bord stijfselpap (ik had er altijd 2 omdat ik mijn rantsoen (1 `lémpéng tabak pwk) had geruild

Omdat ik toch nooit rookte (èn nog) en zij dit niet bliefde zodat mijn honger (“wij hadden geen honger maar hadden “trek”onderwees het voormalige hoofd van mijn H.H. school Mw.van de Bijlard ons……….

In de aanvang hadden we ook een klein ziekenhuisje (echter geen medicijnen-die vervangen werd (áls de afd. ïnkoop”Jap het goedkeurde natuurlijk) door Inlandse huismiddeltjes (kruiden) maar daarentegen nog wel wat materiaal voor de tandarts, gezien het lijstje van behandelingen, die ik later zal bijvoegen.

In onze nieuwe omgeving sukkelden de dagen eentonig door met allerlei “bezigheden”zoals eten bereiden (keukenploeg-o.a. mammie) water halen (in de rij staan om een emmertje te vullen bij de enige kraan op het complex afhankelijk van de BUI van de betreffende “wacht”Jap. Als die het onverhoeds op z’n heupen had, sloot hij gewoon de leiding afen moest je onverrichter zaken wachten tot de volgende dag.

Dan was er natuurlijk de SJOUWploeg (o.a. Joyce, die toen nog een van de sterksten was) die de boel moest afladen aan de “poort” als de inkoopgroep was gearriveerd en het verspreiden naar de KEUKEN en TOKO (mijn baantje, kennelijk uitgekozen omdat ik immers bij Hellendoorn had gewerkt). SCHOOL was VERBODEN- alle boeken waren al ingenomen (heb mijn dagboek kunnen redden, waar ik alle recepten van Mw Keijner in had overgeschreven (was verstopt in mijn kesilirmatje dat overdag ingerold moest worden). De kleintjes werden ook aan het werk gezet –grassprietjes uittrekken– o.l.v. Bé van der Linden, die tevens heel mooi kon tekenen- ik zal mijn zwager Nico vragen of hij er nog enkele heeft, die hij indertijd (in Ned) heeft gecopiëerd voor haar, toen ze het wilde verkopen via Mw. Judith Marijke Dalmeijer, dat helaas helemaal de mist inging omdat Judith Marijke het geld gewoon in haar Ambarawa/Kesilir reünie had gestopt. Kasian ja, kreeg ze zodoende toch geen eer toegezwaaid. Er mocht ook niet gezongen worden en kregen we om de haverklap te maken met razzia’s om geld te pakken te krijgen, die nog velen-ondanks de strikte order- toch nog kans kregen te verstoppen. Pas na –ik meen – 4 keer hield dat ook op.

Eén Ploegendienst heb ik nog niet genoemd, dat was de w.c. ploeg –die bestond het schoonhouden van onze Balkanw.c een rij STA hokjes wél met deurtjes boven een stromende (gelukkig) goot. Een keer had zowat het halve kamp de RENPOEP (als straf voor een paar gedékkers, die waren betrapt maar zich niet opgaven en er door de Jap iets door het eten was gemixed). Een andere keer dat er weer werd “gehandeld” maar niemand zich meldde, werd het eten na bereiding in de goot gestort. Dat was radicaal maar AFDOENDE, want het kwam niet meer voor………..

Op een onheilspellende dag in februari 43 kregen we onverwachts bevel dat alle vrouwen van 18 tot 60 op appel moesten komen, omdat een hoge pief langs kwam, om dames uit te zoeken voor Lain perlindungan= werk buiten het kamp om een ander kamp in te richten………….. Ik had hier een naar gevoel over, zonder dat ik wist wat het was- na het Tjotské(in de houding) en Kieré(buigen) gevolgd door Naoré (rechtop) monsterden de beide mannen in wit uniform + sabel gedurende enkele minuten alle vrouwen (het was net of we op een slavernijmarkt stonden) en werden enkele namen uit de lijst aangestreept, waarna we weer konden vertrekken. Er werd uitsluitend met de Hantjo’s gesproken en kregen er 14 meisjes de volgende dag de oproep dat ze hun boeltje moesten pakken en binnen een half uur klaar moesten staan om vervoerd te worden, waar Ita ook bij was. Geen van de moeders kreeg uitsluitsel van Mw. Ongerboer (ons hoofd/Lid van Pro Juventuut) behalve de mededeling dat z e buiten het kamp gingen om een ander kamp op te zetten……………. Pas na een dag of elf/twaalfwerd er één briefkaart aan Mw. Reijners binnengesmokkeld, waarin Kleine Til aan haar moeder (in het Maleis) schreef:

Disini semoea semoea ada dapat baik –saja harap disitoe ada berbaik djoega- Tjioem Tilleke.

De vier dikgedrukte letters gaven het woord HOER!!!!!!

Toen pas drong het tot de moeders (en zusjes) door dat het zogenaamd kampwerk”in feite de hoerenkast betekende.

Dit duurde tot 10 mei 1943 toen alle moeders en zusjes hun boeltje ineens moesten pakken en klaar moesten staan om hun kind/zusje weer terug te zien. Dit gebeurde in Semarang (hoofdstad residentie Midden Java) in Kamp Halmahera, waar wij Ita weer in ons midden hadden. Hier hebben we 1 a 2 dagen gelogeerd en werden daarna met nog een hondertal andere dames en meisje per trein naar een apart kamp in de omgeving van Batavia (Kamp Paris/ Depok) West Java gereden. Ita heeft ons nietsverteld maar was ze constant met Mammie in gesprek. Alle verhalen die ze toen kwijt wilde hebben we uit de mond van Mammie gehoord: Hoe ze als 19jarige onschuldige bakvis werd opgesloten in een gebouw met een “heleboel kamertjes” er een oudere vrouw aan het hoofd stond; dat ze de eerste weken –als varkens éérst vetgemest werden met lekker –echt –eten en fruit, maar na die tijd als prostitutie –met bonnetjes hun gasten bedienen…………Hun geluk was Dora Alfonso – de enige getrouwde vrouw, die hen wegwijs maakte met het ontsmetten….. Ita heeft geprobeerd eraan te ontkomen, door zich achter een kast te verstoppen (waar ze natuurlijk door de madam ontdekt werd) en één keer door in een boom op het erf vol ngankrangs (rode mieren) te kruipen waar ze opnieuw uit gehaald werd, maar dat ze zich van de eerste keer gelukkig niets herinnerde omdat de vent haar buiten westen sloeg. Alle meisjes hebben constant hun “bezoekers”verteld dat ze onvrijwilliguit het Ambarawakamp waren gehaald onder valse voorwendsels totdat het bij een hoge ome belandde die het naar de Verenigde Naties bracht, waardoor het de God/

Keizer Hirohito ter ore kwam, die toen onmiddellijk ALLE brothels in Nederlands Indië liet sluiten. Dat was dus 10 mei.

I

In dit Pariskamp hadden wij complete huizen-en alle meisjes en vrouwen dagelijks gecontroleerd/en waar nodig behandeld door een klein doktersteam-(Duitse arts?)

konden we zelf koken (de huizen waren gemeubileerd en hadden b.v. bestek in de laden enz.-alleen weet ik niet precies hoe we aan de etenswaren kwamen- kan me geen pasarbezoek herinneren of zo). Hier hebben we enkele maanden gewoond, tot één van de vrouwen –het had –aangelegd- met een Jap van de wacht (het ging geloof ik om een pak suiker…) toen de hoge druk (Jap)- voor straf- een 100tal vrouwen waar wij onder waren

per autobus verhuisden naar het kleine Kramatkamp dat afgescheiden was van en groter /compleet – met gedék en wachttoren.

Men had ons verboden contact met hen te maken en MEN had de Leiding van het grote Kamp tevens verteld /geen /contact te zoeken omdat het allemaal vrijwilligsters zijn!

Pas op 15 augustus 1945 kwam de waarheid aan het licht) zoals in ons geval omtrent Ita /—Onze Lieve Heer grijpt toch in, nietwaar toen wij ontdekten dat Tante Bertha de enige zuster van Pappie in het grote Kamp zat en te horen kreeg wat haar is overkomen. Uit ons kamp waren alle meisjes tussen de 19 en 20 op Dora na,

en behalve het Hoofd van het toenmalige Gedangankamp (Semarang) –onze vroegere lagere zusterschool heeft haar JONGE MEISJES gered/door vrijwilligsters onder de getrouwde vrouwen op te roepen voor hen mee te gaan.

De aankondiging dat Japan gecapituleerd had op 15 augustus 1945 was een vrijwel

Luguberstille aankondiging/ geen gejuich/ geen gegil) De beste vergelijking die ik kan maken is GELIJK EEN NACHTKAARS!

Ik had zelfs een beetje “pleinvrees”/ Ik dorst het kamp eerst niet uit, maar na een tijdje zakte het gelukkig en vrijwel daarna werden we met een paar andere gezinnen in huizen (Bergenbuurt, de Soebangweg) in Batavia ondergebracht. en zo´n 9 maanden doorgebracht. Met distributie van verschillende kleren/ schoenen /echte leren uit Australië b.v. kwam het leven weer een beetje op gang, maakten we vrinden met enkele Engelse jongens, gingen we elke vrijdag onder geleide naar hun regiments feestzaal waar we heerlijk konden dansen en onthaald werden tot het op de straten te gevaarlijk werd door het opkomende oproer van Indonesiërs en mammie het ons verbood.

Soekarno had de Republiek Indonesia uitgeroepen/ Soerabaja was al onbereikbaar kregen we contact met een oude Zaalchef van Hellendoorn de Hr. Rietbergen, die ons aanraadde om als werkend passagier aan te monsteren bij een der boten die naar Holland gingen i.p.v. op een wachtlijst te gaan staan. We konden toen kiezen om te blijven als Warna negara….. ingezetene of Nederlandse/ maar dan dienden we terug te gaan naar ons Vaderland …… Opa Lioni kwam uit Amsterdam dus was de keus vlug gemaakt. Op zijn raad (Hr.R.) gingen we naar de instantie –ergens in Batavia waar we ons 3en aanmelden/ Mammie kon nog niet mee omdat ze beriberi had en later een plaats kreeg op de Oranje /een hospitaalschip en konden we eind maart aan boord van de Boschfontein stappen die ons in 28 dagen naar Holland bracht, hiervan was ik er zeker 20 zeeziek en ik als etenopschepster vaak verstek liet gaan

Eèn leuke ervaring aan boord was het gegeven dat èèn van de jongens na afloop van de maaltijd zag dat de restanten gewoon over boord werden gekieperd……daar zat o.a. vruchten op water bij en ander lekkers en wij kwamen uit de kampen en hadden HONGER gehad….. daarom heeft hij kans gezien om de baas van de keuken te kunnen spreken om voortaan de RESTANTEN te laten opeten door de jeugd! Nou – dat was elke dag groot feest natuurlijk.

De overtocht was kennelijk zo goed geslaagd dat wij 1 dag stil hebben gelegen vóór Engeland en op 25 april 1946 in IJmuiden voet aan land zetten en door één der notabelen werden verwelkomd.

Ons 3 meisjes werd tevens een telegram overhandigd, waarin Oom Wil (oudere broer van Pappie die al voor de oorlog gepensioneerd Douaneman in den Haag woonde) met de woorden: Helly, ita en Joyce Lioni- Welkom in Nederland- hebben geen plaats voor jullie/uitgebombardeerd Laakkwartier/Zoek een andere tampat. Oom Wil, tante Poeng en Daddy Lioni.

Hierdoor kregen wij een tijdelijke plaats (á f5.- p.p. -p.d) in Huize Lydia aan het Roelof Hartplein in Amsterdam.

Op de 3e dag kreeg Ita een oproep van het Ministerie Oorlogsdocumentatie in het gebouw van Hospice Wallon waar ze apart “gehoord”werd en wij 2tjes in een andere kamer op haar moesten wachten en na een tijd (ik weet niet hoelang dit duurde, kan een half tot een uur zijn gweest) maar toen ze er uiteindelijk uit kwam vertelde ze dat zij:

Geheimhouding had gezworen!

Met het oog op onze financiën –wij hadden immers elk maar f 100.- verdiend en ik voordien via mijn vriendje Albert Veenstra al correspondentie met zijn jonger zusje Alie (die nog thuis was bij Moeke) die mij al had uitgenodigd –uiteraard via Albert- om langs te komen besloot ik een dag daarna een kaartje Asd/Lw., te kopen en de reis om te vragen of ik –tijdelijk- bij haar kon logeren –tot Mammie was gearriveerd.

Dit werd mijn eerste avontuur in een brrrrrr koud en vreemd land en vreemde mensen, want na een poos treinen- Nederland is immers niet zo groot als Indië vroeg ik aan één van de passagiers- WANNEER komen we nu in Leeuwarden aan….?

Grote verbazing van de aanwezigen…. waarop één hunner antwoordde – Maar mevrouw wij zijn al bijna bij de Duitse grens, ik zou maar op het eerstvolgende station uitstappen en een Spoorman/vrouw om hulp vragen, wat ik ook deed.

De man die ik hierover aanklampte vroeg me ; WAAR komt u vandaan? waarop ik natuurlijk Asd. C.S. antwoordde- NEEN, zei hij dat bedoel ik niet –WAAR KOMT U VANDAAN /?………..(Zodra ik mijn mond opende-hoorde hij N e d e r l a n d s, dus zonder streek accent) waarop mijn antwoord natuurlijk BATAVIA luidde en of ik dit kon bewijzen………geen probleem/toonde mijn embarkatie v.d. Boschfontein en kreeg toen de blijde boodschap om “even “te wachten op de volgende trein, die mij via Zwolle (HAD IK MOETEN OVERSTAPPEN / MAAR ZAG DAAR GEEN ENKELE AANWIJZING OVER /WIST IK VEEL- ………Zonder extra bijkosten……. en kwam dus uren later tenslotte op Leeuwarden C.S. aan, waar Alie me ongerust opwachtte, ze was al enkele keren naar het C.S. gegaan, zonder dat ze me ontmoette………Mijn reisverhaal natuurlijk verteld en meegelopen naar hun huisJE aan de Sontstraat, waar Moeke me hartelijk welkom heette. Van de eerste dagen, die in een roes voorbij vlogen, niet alleen door de kou (terwijl het notabene LENTE bleek te zijn) alsook alle nieuwe indrukken kan ik me maar weinig herinneren, behalve het telegram dat mijn beide zusjes uit Huize Lydia/Asd stuurde: Geld raakt op/vraag Moeke of wij beidjes ook bij haar mogen logeren! Moeke (met haar gouden hart) was bereid en na een tegenbericht kwamen Ita en Joyce PER TAXI – OP KOSTEN VAN DE NEDERLANDSE OVERHEID- bij ons aan, waarbij Ita vooraf tegen de chauffeur aanbood om met de koffer LOPEND naar het adres te gaan WANT DE STRAAT IS VEEL TE SMAL OM MET DE TAXI TE GAAN/dat uiteraard BREED LACHEND door de chauffeur werd afgewezen, met de boodschap: HET VALT BEST MEE, hOOR –BLIJF MAAR LEKKER ZITTEN- IK RIJ JULLIE NAAR NUMMER 7!

Het gezin Verhoef /Moeke en haar man Jantje Verhoef telde door onze komst zomaar 9 personen met hun 4 jongste kinderen: Nico, cor, lieuwe en Alie in dit kleine huisje, maar na een paar maanden- ik weet helaas niet meer hoeveel- verhuisden wij naar de binnenstad, waar Jantje een café met 2 verdiepingen had gekocht en wij dus wat ruimer in de bebedding kwamen, waarvan EEN EUVEL – de W.C. voor ons (Indischen) een onbekend fenomeen was, nl,. DE TON OP DE BOVENSTE VERDIEPING! Afgezien dat er geen BADKAMER in de huizen is (Baden gebeurde in het BADHUIS enige straten

Verderop tegen een bepaald tarief/ f 1.50 of zoiets, maar je behoefte doen op een ton…. Brrr. In gedachten zie ik nog de Goliath met de ton op zijn schouders de trappen opgaan met de lege ton om die om te wisselen voor de volle. Nederland anno 1946, terwijl wij in Indië allemaal over een mandikamer en w.c. met trekker gewend waren.

In het eerste jaar heb ik bij PONT mijn typediploma gehaald en kreeg ik een baantje op kantoor bij G.D.S. / Gebr.D. Schuitema, de super kruidenier waar ik leuke collega’s ontmoette- Sjoukje de Vries, en Mw. de Wit en nog een 5tal anderen, waarvan ik de namen niet meer weet, maar wel een vriendinnenband mee kreeg dat in 1947 resulteerde in een 10daagse Jongerenvacantie op Vlieland met 7 meisjes en een leuke tijd sleten met 3 jongens waarvan 1 uit Amsterdam (Henk Quelle) en 2 uit Badhoevedorp Gerard Schaaf en Rob Gerbracht. Met Henk heb ik even gecorrespondeerd (die vertelde dat zijn vader directeur van een melkfabriek was, maar achteraf bleek bedrijfsleider en emigreerde naar Amerika, maar met Gerard gehuwd met Nel Schipper (gepensioneerd makelaar) heb ik tot en met zijn dood (2012) altijd contact gehouden alsook met Nel, die o.a. laatst mijn 90e verjaardag aanwezig was.

Heel frappant op die verjaardag, die ik in de soos van de Hervormde Kerk / Sloten voor de 3e keer vierde, vloog mijn taartvorkje met een grote boog naar het midden v/d zaal, dat voor mij een teken van Gerard zaliger was om zijn aanwezigheid te tonen op dezelfde wijze toen hij jaren eerder op een lustrumfeest (i/d zelfde soos) zijn bordje rijst uit zijn handen liet vallen en hij opnieuw moest opscheppen!

Dit heb ik Nel later geschreven, toen ze me bij afscheid toefluisterde dat ze hem zo erg miste…….


Ik ben even afgedwaald met mijn verhaal uit de Leeuwardentijd, dus:

Ik weet nog wel dat we het vreselijk koud hadden, foto’s uit die tijd toonden dat aan want we hadden veel kleren over elkaar aan. De eerste tijd, precies hoe lang weet ik niet meer was de Sontstraat ons domicilie, daarna is het gezin naar de Sacramentstraat verhuisd, waar de man van Moeke (Jantje) een kroeg ging beheren en wij ook meegedeeld werden over enkele kamers.

Rond die tijd kwam Albert (Eelco) voorgoed uit Batavia thuis en vroeg mij om samen naar een van de eilanden vacantie te houden, dat ik verwierp (we zijn immers nog niet getrouwd) maar hij ging toch. Naief genoeg zocht ik er niets achter, maar toen hij terugkwam vertelde hij dat hij een oude vlam had teruggezien en hij DUS de verhouding met mij kapte. Enfin, de klap was zo intens, dat ik de hele nacht door de stad heb lopen dwalen en pas in de vroege uurtjes mijn bed had opgezocht. Enige tijd daarna kwam Mammie met de Oranje in Leeuwarden aan, kreeg de bovenverdieping aan de Mr.P.J. Troelstralaan toegewezen enwas ons gezin weer bijelkaar.

Onze Hospes (naam onbekend) was een rijke boerenweduwe en liep met een kanten mutsje over een gouden kap (vast van hoge komaf) maar aso qua begrip nog heel orthodox, want ik hoorde haar eens mummelen: die zwartjes binnen maar gek (doelend op onze bezigheden zoals kleren wassen op de zondag…….).

Die winter heb ik eens een theelichtje in de slaapkamer gezet, in de veronderstelling dat het “warmte “zou afgeven, want de enige kachel stond immers alleen i/d huiskamer. Dat was ook zo iets: we leerden de kachel te stoken. Anthraciet was de beste, maar ook de duurste, (kreeg mammie meen ik van de gemeente steun voor een bepaald bedrag) maar meestal kwam het op eierkolen aan. Daar hebben we niet zolang gewoond en zijn we verhuisd naar de Emmakade. Al met al hebben we daar 2 jr doorgebracht, waarin onze jongste Joyce door de halstarrige houding van onze Hoofdbewoner/Pijkstra – die de frontdeur elke nacht om 12u. sloot om die weer om 5(?) uur te openen, de dood vond.

Zij was nl. – ONDANKS een speciaal briefje van haar baas om de speciale late Kerst avond tóch na twaalfen binnen te laten – buiten gesloten. Ook had ze de hulp van een agent ingeroepen, maar die vertelde haar, dat “geforceerde toegang”ook tevens “Huisvredebreuk “betekend… Vanuit het balcon – in de sneeuw- beriep ik haar dat ze maar naar de fam. Wierda in de volgende straat om een slaapplaats moest vragen, een collega van mijn kantoor (die zij niet kende en hij haar óók niet), dat anno 1947 gelukkig werd ingewilligd! Hierdoor werd ze verkouden, maar die duurde en duurde (ze was immers in haar jeugd nooit ziek geweest) totdat ze op een ochtend mij vroeg om samen naar de huisarts te gaan, want ze kon niets meer ZIEN…….. Gelukkig woonde hij om de hoek van de Emmakade en onderweg (ik wilde haar controleren, want haar ogen stonden open) met de woorden: loop maar even door, want door de haast heb ik mijn veters nog niet eens geknoopt, zag ik, dat ze inderdaad op de tast verder liep en in de wachtkamer aangekomen- die vol patiënten zat, vroeg ik of mijn zusje vóór mocht gaan, mar de 1e man “piekerde”er niet over want hij wachtte al een hele tijd (in die tijd gold de regel: die het eerste komt, de eerste maalt) gaf Joyce door de zenuwen over, waarop de assistente naar buiten kwam en vroeg wat er aan de hand was, en troonde Joyce – zonder commentaar- mee naar binnen.

Ze moest op een stoel voor het raam zitten en manouevreerde de dokter met een lampje voor beide ogen, maar kreeg géén reactie, waarop hij mij apart nam en zei: uw zusje is héél erg ziek, ik laat haar van hieruit naar het Diaconnessen brengen!

Hier heeft ze 3 maanden en nog enkele dagen doorgebracht, met een korte poos, dat ze zelfs weer kon zien en soms wat kon handwerken, tot ze op Pinksterzondag haar ogen sloot. In het begin van mijn verhaal (blz. 4) had ik al over mammie’s toestand daarover verteld.

In het begin van mijn 3e jaar in Lw. Kreeg ik van Jan en Duifke Faber (Kooi) het aanbod om met hen mee te gaan naar Hilversum, tegen gratis eten en inwoning als oppas van Anneke, hun dochtertje van 5 en tegen loon –overdag – in de winkel bij Albert Heijn, waar Jan zetbaas werd. Dat was voor mij DE kans om uit Lw. weg te komen, waar ik een fijne tijd heb gehad.

Op een middag kwam Nono Bennewitz, oudste zoon van Tante Thilly in de winkel envroeg mij, waarom ik in Hilversum bleef, ga toch naar Amsterdam, dat is veel leuke voor jou. Prima kansen op een baan en bovendien, de grote stad….. Dat was niet aan dovemans oren verteld, hoewel Duifke het niet leuk vond, maar dat terzijde, ik wilde

Altijd al naar Asd, vast omdat Opa Lioni uit Asd. kwam en ik bovendien ook een “stadsmens “ben.

Kennelijk had ik nog contact met Suze Rijck, die daar woonde, inmiddels getrouwd was met Henk Wessels (ober in een groot restaurant, wrs. Krasnapolski) en een dochtertje had, die mij tijdelijk onderdak verleende in de gang van een benedenhuis aan de N.Z. Voorburgwal die in feite vóór hun woongedeelte lag, gedurende enkele weken, waarin ik een baantje op kantoor kreeg van de IJzerhandel Weening. Op de Groenburgwal, schuin tegenover het Waterloo plein. Vandaar heb ik mijn eerste inwoning adres gekregen op het J.J. Cremerplein (zonder keukengebruik) en nuttigde ik mijn warme maaltijd dagelijks bij Tante Mia/ O.Z. Voorburgwal (gehuwd met Chin. restauranthouder) met de gebruikelijke wachtrij op straat (tafel in een pijpenla had plaats voor zo’n 12 eters) o/d Oude een soort Goedkoop menu (f 5.) Indië- opvang voor enkele maanden tot een jaar, want de zaak ging fuseren (1e geval?) met een nog grotere ijzerzaak in de stad. Ik heb wel het jaarlijks “uitje” van hen meegemaakt, een trip naar Sijtje Boes /Marken (?) met het bedrijf met een boottocht (waar ik ben gekiekt toen ik weer misselijk aan de boordkant zat) van Stavoren naar Lemmer!

Na een tijdje zonder werk, heb ik me gemeld bij de Rijksverzekeringsbank (1950?) waar ikmet mijn type diploma werd aangenomen als Archiefbediende b (zonder ooit 1 stap i/h archief te hebben gezet) op de typekamer /J.A (Juridische Afd) 1e etage met een ochtenddienst in de kelder waar wij de formulieren van aangiften moesten ponsen.

Gedurende zeker een maand “vrijgesteld”van het ponsen heb ik in dezelfde ruimte alle handtekeningen van de typistes en de chefs natuurlijk op een tafelkleed geborduurd als cadeau voor de scheidende Secr. Generaal Waslander!

Behalve voor J.A. werd ik ook als hulp ingezet voor Miep Altena in haar fotocopie afdeling die met een o.a. paarse vloeistof werkte, dat ik een leuke onderbreking beschouwde.

In die tijd was ik van het JJ. Cremerplein verhuisd naar een inwoning aan de Gerrit v.d. Veenstraat, vlak achter de bank waar ik kennis kreeg aan Herbert Holman, waarin ik min of meer met de familie van zijn broers – Theo en Ruud kennismaakte (Theo was getrouwd met Cox Boon en van diens vader kreeg ik het boekje de Kabbala der getallen) Ruud was getrouwd en heeft ons toen uitgenodigd naar het Oorlogsmuseum- héél interessant- terwijl Herbert mij een keer tracteerde op een uitje naar zijn vroegste adres- Voorburg alsook dat hij 1x een Kerst bij Ita en Nico doorbracht heeft mij van de ene op de andere dag verlaten met het smoesje – dat hij zijn “avondstudie”wou afronden maar in feite Daisy Roorda – een v.d. typistes van onze zaal, die zo eenzaam was (moeder en zus zaten nog in Indonesië) en vrijwel dagelijks bij mij over de vloer kwam en ’s avonds door H. naar huis werd gebracht, haar had bezwangerd.

Op de middag dat ze i/h huwelijk zouden treden, heb ik vrijaf gevraagd (zonder dat ik de reden prijsgaf aan mijn chef) ben ik naar de O. Zijds gereden en hen de ontvangstzaal benaderd (Herbert werd lijkbleek – Daisy vuurrood –met dikke buik) met de woorden: Gefeliciteerd- nu ben je nooit meer eenzaam., en vertrok

Jaren later hoorde ik van Ella (zus) dat ze gescheiden waren omdat D. LESBISCH is…. en Herbert zelf: die mij in mijn tijdelijk adres (na de flatbrand 28.6.2000) vanuit California (waarheen ze zo’n 50 jr. geleden waren geemigreerd) belde, toevoegde:

That was the greatest mistake of my life was voor mij het ultieme bewijs van erkenning.

Op de Rijksverzekeringsbank met de Hr. Hagenbeek (Secr. Gen) aan het hoofd, na juli 1975 veranderd in Sociale Verzekeringsbank met een Bestuur als hoofd heb ik 33 jaar en enkele maanden een naar mijn idee leuke tijd gehad en veel vrienden gemaakt. Er waren uiteraard ook vervelende periodes tussendoor zoals b.v. het uitraken van mijn verloving met Herbert Holman (overspel met Daisy Roorda) wegens zijn zgn. “doorstuderen “ aan de betonbouw, waarbij ik tijdens het typen constant aan het snotteren was; de oproep van Femina Muller (Crèche v. Ostadestr) waar Hansje (3 jr) zichzelf in een tuimelraamtouw had verstrikt. Volgens de directrice had één van de kinderen die in een kring om de juf zaten (Debbie Fransz) in haar handjes geklapt en geroepen, O. wat hangt Hansje leuk, ik wil ook vliegen……waarop de juf –die met haar rug naar het raam stond zo’n hard gilde dat de directrice naar beneden rende en net op tijd hem kon redden door mond op mond beademing, want hij gaf helemaal geen teken van leven. Daarna belde ze het Wilhelmina Gasthuis, waar hij per ambulance werd heengebracht. Zodoende kon ik naar het W.G. (de ambulance reed net de straat uit toen ik met de brommer erin reed) waar hij- klein wit hoopje mens op een groot wit bed doodstil lag met nauwelijks te horen ademen! Dit beeld zal ik nooit meer vergeten. Ik mocht erbij blijven TOT hij weer tot bewustzijn kwam, vertelde de zuster en dat gebeurde ongeveer tegen 18u30, terwijl het in de ochtend ca 11 u was gebeurd.

Op dat moment begon hij met zijn armen en benen in allerlei richtingen te schokken en vormde er zich wat schuim om zijn mond. De zuster gaf hem toen een spuitje en liet me naar huis gaan. De arts heeft hem nog 10 dagen allerlei onderzoeken laten ondergaan en hem daarna uitgeschreven, met de boodschap: Voor zover ik kan beoordelen heeft de jongeman GEEN nadelige gevolgen gekregen van zijn avontuur, mAAR door de “kortsluiting” die hij in die paar seconden moest beleven is zijn HERINNERING voor die tijd helemaal weg!

Maar er waren ook hele leuke dingen, zoals mijn vriendschap met Otje Jacquet, die weliswaar op een ander bureau zat dan ik, maar als “Indische” min of meer als “wandelmaatje”(pauze van een half uur) beschouwde (rondje Apollo/Beethoven) heb ik mijn eerste Hawaii reis gemaakt tijdens een vacantie van 14 dagen, omdat zij daar een appartement kon huren van een vriendin (Amy Lau) van haar. Zo konden wij ook tegast zijn bij een andere vriendin Anita Luke en haar man. Haar man (John?) liet ons vol trots meerijden in zijn plymouth. Zoef. Uit de kunst. Chic hoor. Ik ben 3 x naar Hawaii geweest (eigenlijk Oahu/Honolulu- maar je spreekt altijd van the big island Hawaii). de eerste keer dus met Otje, de 2e keer had ik het georganiseerd met Tante Adéle de Graaf-Radius, een vriendin van haar en Titi Stekkinger- Bennewitz (mijn nicht) ook bij Amy Lau in de Liliokalani en de 3e keer alleen, ook bij Amy Lau maar in haar andere appartement aan de Alawai Blvd= evenwijdig aan het Waikikistrand. Deze laatste keer heb ik benut om Pearl city te bekijken en natuurlijk het beroemde monument (7 dec)

Bezocht dat héél indrukwekkend is en iets bijzonders ernaast toonde, nl.”dat er sindsdien nog altijd een OLIESPOOR door het water loopt waarvan men zegt, na alles te hebben onderzocht – de herkomst- niet kent en waarschijnlijk pas ophoudt als de laatste overlevende van die ramp is overleden. Er schijnen nog enkelen te zijn!

Honolulu is een prachtig subtropisch oord min of meer mini Indië/Indonesië met een Amerikaanse stijl. Je kunt uren ronddolen in b.v. International Market met zijn honderden winkeltjes van juweliers op parelgebied, dan wel koraal- van zweem zacht rose tot vuurrood en zwart; schelpen (vnl. uit de Filippijnen) maar ook handen arbeid (helemaal achteraan het terrein) van miniatuur figuurtjes als duifjes, dolfijnen van een halve centimeter groot. Het mooiste vond ik de kaarsen kunst, die ze op bestelling in verschillende kleuren weten te vormen. Ze dopen de basiskaars in de warme wassubstantie en na enkele minuten stolling SCHILLEN ze a.h.w. de kaars open.

Ik deed destijds de Eagle, wat ik echt een top vond aan Peter van der Schaar cadeau, terwijl de veelkleurige natuurlijk voor mijn vrinden waren. Jammer genoeg, was het aanbod in het 3e jaar – waarschijnlijk door de komst van de horden jappanners die op het eiland kwamen wonen – wat kitscheger geworden- zoals stripfiguren en Micky Mouse en zo, maar het kan ook zijn dat de “bedreven” artisten geen opvolgers konden vinden.

Waar ik in het 3e jaar ook naast greep was het kopen van een Shaheen panel stof voor een leuke jurk of zo, want…. Mr. Shaheen had het jaar ervoor (89) ALLE STOFFEN UITVERKOCHT -er is geen draadje over- omdat hij zijn ONTWERP – NIET- aan de Japanner Kwijt wilde en is gaan rentenieren (wrs. In Nice). Zijn ontwerp – meestal panelgewijs was kleurig, uniek met de bijpassende kleuren lange kettingen en werd uitsluitend in Honolulu verkocht. Zelf heb ik er 1 (wit en grote gele zonnebloemen en dito kralen, die ik droeg en een dansje in maakte met een Ratelaar, toen ik in 1989 de Eretegel kreeg van Amsterdam Schoon en het Nieuws van de Dag (Telegraaf).

In het centrum van de stad was de International Market waar ik vrijwel dagelijks doorheen liep met hun diverse koopwaar en helemaal achteraan was een winkeltje met speciale mini mini artikelen zoals duifjes van zo’n halve centimeter, glas figuurtjes etc. ik dorst het haast niet aan te raken zo fragiel als ze waren, héél kunstig.

Min of meer om de hoek van de Liliokalani en de grote hotels c.q. uitgaancentra kon ik om 6 u ‘smiddags de taptoe ceremonie van het voormalige paleis meemaken wat altijd een indrukwekkend beeld schepte. Jammer genoeg heb ik nooit een avond in één der diverse (meestal b/d hotels) gesitueerde zalen gezeten om b.v. Don Ho te horen zingen, die de plaatselijke ster moet zijn.

Met een bustrip (voor een paar dollarcenten) kon ik ook dikwijls naar het Ala Moana center gaan dat een lange dubbele winkelgalerij besloeg waarin o.a. het postkantoor was gevestigd, 1x beging ik de grote blunder om tussen mijn briefkaarten post (een bundel van zo’n 75 adressen) ook mijn enveloppe vacantie dollars i/d bus te gooien, die ik finaal kwijt was ondanks directe pogingen mijnerzijds en noodgedwongen een lening van 200 dollar bij Tante Adèle moest sluiten (zij ging van de stelling uit om nooit geld aan vrienden te “geven” – omdat daar geheid ruzie door ontstaat maar haar goede wil toonde door het uit te “lenen).

In het eerste jaar dat ik naar Hawaii ging heb ik ook de trip naar het (Mormoonse) International Culture Center in het noorden van Honolulu gemaakt

Met in aanvang een bezoek aan één der (vele) kleding (mumu’s/ een soort lange kaftanjurk/blouse’s etc) waar men eventueel deze kledingstukken kon kopen;

Deze werd opgericht door de Mormonen met voor elk der Hawaaiense eilanden een aparte plek die hun specialiteiten en gewoonten toonden, geleid door studenten, die hiervoor werden betaald en zodoende hun studiegeld verdienden, zoals Fuji, Tonga, tot en met de Nw. Zealandse Maori’s, die tevens hun folkloristische dansen toonden. Ook lieten ze hun keuken zien en proeven, zoals hun talas (Poi) een ietwat bittere wortel, die hun dagelijks voedsel uitmaakt. Daarom zijn de vrouwen en mannen daar zo stevig van postuur, de jonge vrouw is weliswaar slank, maar als ze getrouwd zijn en kinderen hebben dijen ze uit, maar niet zoals de Amerikaanse.

Wat ik echt heel mooi van hen vond is hun blauwzwarte haardos. Schitterend!

In de vooravond was er natuurlijk een uitgebreide luau waar men zich zelf kon bedienen aan diverse lange tafels en werd de dag afgesloten met hun openlucht spel (fantastisch) waarin hun geschiedenis werd vertolkt. Tegen tienen was het einde van een heerlijke Hawaaiense dagtrip vol opmerkelijke momenten en werden de diverse hotels weer opgezocht.




Helaas eindigd het hier, dit het laatste wat ze op papier heeft gezet, zo als gebruikelijk had ze nog tig andere projecten waar aan gewerkt moest worden, stil zitten was niet haar ding.